Bouwen aan onze band

Ik ben Kim, 23 jaar oud en geboren met een kortere rechterarm en een klein voetje. Sinds de amputatie van mijn voetje toen ik 3 was, loop ik met een prothese.

Ik vertel in dit blog over mijn relatie met mijn ouders en ik heb hen ook gevraagd hoe zij mijn jeugd beleefd hebben. Ze wisten bij de geboorte pas dat ik anders was. Dit was een enorme schok voor hen, want ze kwamen terecht in een totaal onbekende wereld. Mijn ouders omschrijven dit als een soort achtbaan waar ze in beland waren. Ze moesten met mij een totaal onbekend zorgtraject in en er heerste onder hen ook wat spanning en onzekerheid over mijn toekomst. Wel hebben ze meteen besloten ervoor te gaan en mij alles te laten proberen en doen. We werden doorgestuurd naar een revalidatiecentrum en hier werden we goed opgevangen door de revalidatiearts.

Onnodige zorgen

Als kind heb ik zelf nooit last gehad van mijn afwijking, ik had het niet eens in de gaten. Ik kon en deed alles. Mijn ouders vonden het spannend toen ik voor het eerst naar school ging, hoe zouden de andere kinderen op mij reageren? Deze zorgen waren te begrijpen, maar bleken onnodig. Mijn klasgenootjes namen mij gewoon zoals ik ben en ik kon het goed met iedereen vinden. Na een leuke basisschooltijd was het tijd om naar de middelbare school te gaan.

Zware kijk

In de pubertijd kreeg ik het wat lastiger. Ik begon mezelf te verstoppen, want ik kreeg door dat ik anders was en was bang dat mensen mij niet zouden accepteren. Bij de gymles schoot mijn knie uit de kom. Dit gebeurde daarna vaker, mijn kniegewricht bleek niet in orde. Hierdoor verloor ik ook het vertrouwen in mijn lichaam. Tussen mijn 12e en mijn 19e heb ik bijna ieder jaar een operatie aan mijn been gehad. Omdat ik veel pijn had, mezelf niet accepteerde en mijn zelfbeeld steeds lager werd, belandde ik in een depressie. Van het vrolijke drukke doorzettertje dat ik was, was niks meer over. Ik was vaak verdrietig en negatief en had een zware kijk op mijzelf en het leven.

Steeds meer afstand

Mijn ouders en ik praatten in die tijd niet veel met elkaar en als we probeerden te communiceren, mondde dit uit in ruzies. Mijn ouders maakten zich zorgen. Ik deed niks meer en werd zwaarder, wat ook niet bevorderlijk was voor de pijn aan mijn been. Mijn ouders wisten niet goed wat ze met mij en de situatie aan moesten en zaten met hun handen in het haar. Door alle ruzies, spanningen en verwijten over en weer werd de afstand tussen mij en mijn ouders steeds groter. Ik had af en aan hulp voor mijn mentale gezondheid, maar voelde mij snel niet serieus genomen door de hulpverleners. Ik kreeg namelijk het gevoel dat alles op mijn lichamelijke aandoening werd afgeschoven, terwijl dat niet het enige was wat er speelde.

Nóg een operatie

In de tussentijd had ik dus al meerdere operaties aan mijn knie achter de rug. Uiteindelijk schoot hij niet meer uit de kom, maar ik bleef wel pijn houden bij het lopen en staan en ik voelde mij flink beperkt. Wat bleek: mijn stomp was te ver naar achter gegroeid en ik liep recht op mijn bot. Dat betekende nóg een operatie: mijn been moest een stuk ingekort worden zodat ik weer goed op mijn stomp zou kunnen steunen. Dit was een zware operatie met een flink revalidatieproces. Ondertussen was ik flink gaan balen van mijn gewicht en ik was bang dat nóg een revalidatieproces mij alleen maar dikker zou maken. Daarom besloot ik hier wat aan te doen en ben ik gaan afvallen.

Steeds beter

Na de operatie en met een flink aantal verloren kilo’s voelde ik me steeds beter. Ik kreeg een baan in de gehandicaptenzorg als persoonlijk begeleider. Ik kon en deed ook weer alles, blies mijn oude vriendschappen weer nieuw leven in en maakte nieuwe vrienden. Maar omdat ik het gevoel had veel gemist te hebben, liep ik mezelf soms ook flink voorbij. Ik vond eindelijk een psycholoog die bij mij pastte en begon ook hard aan mijn mentale gezondheid te werken.

Bouwen

De spanningen tussen mij en mijn ouders werden minder, maar waren zeker niet verdwenen. Hiervoor was er al te veel gebeurd. Ik ben een jaar geleden uit huis gegaan en woon nu op mezelf in een studio in Den Bosch. Mijn ouders en ik bouwen intussen aan onze band en ik heb het gevoel dat we elkaar steeds beter begrijpen. Als ik een afspraak heb bij het revalidatiecentrum of er is iets met mij, dan probeer ik mijn ouders hierbij te betrekken. De vele zorgen die mijn ouders eerst over mij hadden, zijn een stuk minder, ze zijn er inmiddels van overtuigd dat het wel goed komt met mij. 

Blijf praten

Achteraf gezien denk ik dat het voor mij en mijn ouders niet verkeerd was geweest als wij samen hulp hadden gehad, zodat we handvatten hadden gehad om op een open manier te communiceren over dit proces en over wat het met ons als individu maar ook met ons als gezin deed. Mijn advies is dus: blijf met elkaar praten. Maar ik raad ouders ook aan om voor zichzélf hulp te zoeken. Als ouders maak je ook een proces mee en dan helpt het om bijvoorbeeld te praten met andere ouders die hetzelfde meemaken. Of praat eens met een volwassene met dezelfde beperking als je kind, zodat je een beetje weet wat je zoal te wachten staat én ziet dat het goed komt.

Lees ook deze blogs: